Sen’s gedachtegoed als richtsnoer voor internationaal politiek handelen

Sen’s gedachtegoed als richtsnoer voor internationaal politiek handelen

Het gedachtegoed van Amartya Sen, waarvoor aandacht is in dit nummer van Waardenwerk en dat overzichtelijk is terug te vinden in “Het Idee van Rechtvaardigheid “(Lemniscaat 2013), is uiterst relevant in een wereld die wordt geplaagd door schrijnende sociale en economische ongelijkheid, scherpe verschillen in rijkdom en macht, en geweld tussen en binnen godsdiensten, stammen en culturen. Sen’s filosofie is geïnspireerd door zijn ervaringen als kind met het geweld tussen Moslims en Hindoes en de hongersnood in West-Bengalen. Wanbestuur en marktspeculatie hadden dit veroorzaakt terwijl er genoeg voedsel in voorraad lag. Zijn filosofie is gericht op het realiseren van materiële en immateriële rechten van de mens in een plurale samenleving waarin elk mens diverse identiteiten en rollen heeft.

 
Richtsnoeren voor politiek handelen

Sen’s gedachtegoed leidt tot een aantal richtsnoeren voor persoonlijk en politiek handelen op nationaal en internationaal vlak.

Ten eerste de noodzaak van simultaan realiseren van menselijke grondrechten en basisbehoeften, waarbij de ouderwetse scheiding tussen burgerlijke en politieke vrijheden enerzijds, en sociaal-economische rechten anderzijds, door Sen is opgeheven. Sen heeft aangetoond dat de realisering van deze rechten onderling samenhangt en dat de klassieke gedachte, dat er eerst economische ontwikkeling moet zijn voordat er democratie kan worden gevestigd, onjuist is en onwenselijke gevolgen heeft. Armoede kan door machthebbers worden misbruikt door op dictatoriale en corrupte wijze economische groei te bevorderen. Dat wordt zowel door rechtse als linkse despoten gedaan. Het is belangrijk om in zowel het binnenlands – als het buitenlands beleid onvrije mensen die ernstig gebrek lijden zoveel mogelijk bij te staan en kansen op een gelukkige materiele en geestelijke ontwikkeling te bieden. Ontwikkeling is groei van menselijke vrijheid op beide gebieden. Keuzevrijheid en eigen verantwoordelijkheid is het gemeenschappelijke streven.

Ten tweede het uitgangspunt van gelijkberechtiging van alle mensen, ongeacht hun plaats en tijd van geboorte, ras, nationaliteit, geloof of seksuele geaardheid. Gelijkberechtiging is niet hetzelfde als gelijkheid, want alle mensen zijn verschillend, dus eigenlijk ongelijk. Zij behoren echter gelijke rechten te hebben en gelijk te worden behandeld in gelijke gevallen, dus niet discriminerend op oneigenlijke gronden. Die basisrechten moeten worden gerealiseerd en beschermd in een democratische rechtsorde met sterke instellingen die daartoe zijn uitgerust. Mondiale gelijkberechtiging heeft vergaande consequenties: elk heeft in beginsel evenveel recht op schoon water, schone lucht, vrijheid van meningsuiting en goede gezondheidszorg, om een paar voorbeelden te noemen, ongeacht of de persoon in kwestie is geboren in Rotterdam of Rawalpindi.

Ten derde het gegeven dat veel mensen, overal in de wereld, lijden onder grof onrecht, criminaliteit, vermijdbare ziekten en grote tekortkomingen in hun maatschappijen. Dat is niet direct op te heffen door overheden die de diverse oorzaken even weg-organiseren. De meeste van de ongeveer 200 staten zijn niet democratisch en niet rechtsstatelijk. De meeste leiders zijn tamelijk willekeurig in hun machtsuitoefening en beschouwen land en volk als te exploiteren nationaal bezit, net als grondstoffen, voor verrijking van hun heersende groepering. Om het onrecht te verminderen, moet door beperkte middelen en tijd altijd prioritering van de maatregelen plaatsvinden. Niet alles dat nodig en wenselijk is kan tegelijk en ten volle worden bereikt. Er kan al relatief veel worden gewonnen als niet een “ideale” toestand wordt nagestreefd, maar het lijden van mensen wordt beperkt door de ernstigste oorzaken en de dringendste vormen van dat lijden te bestrijden. Een mens kan in zijn gedachten en achter de schrijftafel helemaal zuiver, rechtvaardig en zonder moeilijke keuzes het ideale doen, maar daar worden anderen niet beter van, voor wie praktische stappen op grond van soms discutabele afwegingen moeten worden gezet.

 
Internationale samenwerking voor seksuele en reproductieve zorg

Dit derde gegeven, niet ideaal geluk willen bevorderen maar de oorzaken van lijden aanpakken, leidt mij al direct tot de conclusie dat de meest effectieve maatregel om menselijk lijden te beperken is om de geboorte van niet door de ouders gewenste kinderen in de beroerdste omstandigheden te beperken. Dat kan door teenagers en volwassenen goede voorlichting te geven en de middelen voor geboorteplanning makkelijk en goedkoop ter beschikking te stellen met de daarvoor noodzakelijke medische voorzieningen om onnodige moeder- en kindersterfte te voorkomen. Wie menselijk lijden wil beperken moet aan het begin beginnen om een groot verschil te kunnen maken. Geen maatregel is zo doeltreffend als goede geboorteplanning in het beperken van de hoge kinder- en moedersterfte in de meest fragiele samenlevingen. Die geboorteplanning behoort te berusten op de vrije keus van voorgelichte mensen die de middelen voor reproductieve planning ter beschikking wordt gesteld. Jaarlijks worden tientallen miljoenen kinderen geboren die na een kort leven overlijden aan gebrek aan voedsel, schoon water en veelvoorkomende kinderziekten.

Internationale samenwerking voor seksuele en reproductieve zorg voor mensen is ten onrechte omstreden wegens het seksuele karakter daarvan. De meeste politici en diplomaten lopen er met een boog omheen, mede omdat sommige godsdienstige leiders voor de politici en hun kiezers op dit punt tot dwaallicht zijn. Ondertussen groeit de bevolking van juist de zwakste staten met de slechtste voorzieningen veel harder dan die van landen met redelijke verzorgingsniveaus. Dit heeft vergaande gevolgen voor de stabiliteit en de kwaliteit van het leven. Landen met hoge bevolkingsgroei, diepe armoede, grote werkloosheid en slecht onderwijs lopen een veel hoger risico op politiek geweld en oorlog dan staten die demografisch tamelijk stabiel zijn.

Terzijde merk ik op dat er geen sprake is van mondiale overbevolking. De geboorte van elk kind dat een goede toekomst kan hebben is een feest; de geboorte van miljoenen kinderen die ernstig tekort komen en snel sterven is een chronische ramp. Niet overbevolking maar zeer onevenwichtige exploitatie van de hulpbronnen op aarde is het probleem. Het aantal personen met ernstig overgewicht door overconsumptie is inmiddels wat groter dan het aantal hongerenden. Beide categorieën bestaan elk ongeveer uit een miljard mensen.

 
Economie en levensverwachting

Het richtsnoer van beperking van menselijk lijden en prioritering van middelen daartegen leidt tevens tot de noodzaak om beleid, bestuur en hulpmiddelen te richten op die maatregelen die per ingezette economische eenheid (kapitaal en menskracht) het grootste positieve effect hebben op de levensverwachting van mensen. Een voorbeeld: men kan tegen minieme kosten per kind miljoenen kinderen ontwormingspillen geven die hun gezondheid en verdere leven aanmerkelijk verbeteren. Men kan dat bedrag ook besteden aan enkele ingewikkelde kankergevallen aan het einde van iemands leven. Wat het rechtvaardigste is hoeft geen toelichting.

Deze eenvoudige economische overweging, evenals de bekende wet op de verminderende meeropbrengsten van diverse maatregelen, is ook relevant voor de keuzes in internationaal beleid, zoals tussen inzet van ontwikkelingshulp of militaire interventie in problematische landen. Militaire ingrepen in andere landen voor humanitaire of andere politieke doeleinden zijn buitengewoon kostbaar. De ingreep van de VS en Groot-Brittannië in Irak om het sterk onderdrukkende regiem van Saddam Hussein te verwijderen heeft ongeveer 3000 miljard dollar gekost volgens de Amerikaanse econoom Joseph Stiglitz. Ter vergelijking: de totale som aan ontwikkelingshulp van alle rijke OESO landen in de wereld aan alle arme is ongeveer 120 miljard per jaar. Hoeveel groter zou het effect zijn geweest op mensenrechten in de wereld als die 3000 miljard door de VS aan bevordering van basisbehoeften, democratisering, onderwijs en gezondheidszorg was gespendeerd? Hoeveel sterker en overtuigender zou ook de invloed en het aanzien van de VS zijn geweest in de wereld van nu? Deze vraag laat verwante overwegingen nog terzijde, zoals het extra menselijk lijden in Irak en de VS en Groot-Brittannië zelf, en de bijdrage van de hoge militaire uitgaven aan duizelingwekkende overheidstekorten, die ook een van de oorzaken is van de financiële crisis van 2008 en de armoede en werkloosheid die er door werden vergroot.

Met het vorige wordt niet gesteld dat militair ingrijpen nooit goed kan zijn. Er zijn situaties waarin het verantwoord en noodzakelijk is een criminele overheid, krijgsheer of regionale drugsbaas hardhandig te verwijderen. In de ethiek en het volkenrecht is daarvoor een inmiddels alomvattende doctrine met zeer relevante criteria ontwikkeld, op grond waarvan gewapende interventie verantwoord kan zijn. Voor alle soorten vredelievende, politieke, economische of militaire interventies geldt dat de middelenkeuze en bekostiging nauwkeurig verantwoord dient te worden, ook door een vergelijking met te verwachten kosten en baten van beleidsalternatieven, en het uiteindelijke resultaat in de beoordeling daarvan doorslaggevend dient te zijn.

 
Inspanningsnormen voor internationale samenwerking

Een andere consequentie die te trekken is uit de ethiek van Sen is dat het noodzakelijk is om internationale samenwerking aan een grondige modernisering te onderwerpen. De norm voor ontwikkelingssamenwerking van 0,7% van het netto nationaal inkomen van de rijke landen dateert van de jaren zestig en is gebaseerd op een simpele rekensom van de behoefte van arme landen aan kapitaaloverdracht (gemaakt door Prof. Jan Tinbergen). Die norm wordt inmiddels maar voor minder dan de helft nageleefd en ook Nederland bevindt zich thans in de groep landen die deze norm schendt. Vernieuwing van oude inspanningsnormen is dringend nodig, door in de wereld van nu wetenschappelijk vast te stellen welke middelen en maatregelen vereist zijn om op afzienbare termijn alle mensen van de meest essentiële basisbehoeften te voorzien.

De zgn. Millennium Ontwikkelingsdoelen die in het jaar 2000 door alle regeringsleiders van de VN zijn gesteld voor 2015 worden niet gehaald. Er wordt nu in de VN overlegd over betere inspanningen en nauwkeuriger geformuleerde doelstellingen die in 2015 hopelijk worden vastgesteld voor de nabije toekomst. Het bereiken van zulke doelstellingen brengt kosten met zich mee die in de wereldgemeenschap op een faire manier moeten worden verdeeld. Dat geldt ook voor de inspanningen die nodig zijn om andere internationale afspraken te realiseren, zoals voor duurzame energievoorziening, beperking van de klimaatopwarming en de kosten van aanpassing daaraan, vooral in de armste landen in Azië en Afrika.

De internationaal afgesproken beleidsdoelen zouden vervolgens naar draagkracht over alle soorten actoren moeten worden verdeeld: rijke landen, arme landen, snelgroeiende middeninkomenslanden, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Dergelijke kosten zijn voor een groot deel reeds becijferd door de Wereldbankgroep, het VN Ontwikkelingsfonds en het VN klimaatpanel. Het is logisch daar nieuwe mondiale doelen en inspanningsnormen aan te ontlenen. Die zullen overigens niet lager en gemakkelijker uit te voeren zijn dan de oude 0,7% norm voor ontwikkelingshulp.

Als we de huidige wereld ter illustratie procentueel samenvatten als een gemeenschap van 100 mensen, zouden de meesten in dat dorpje Aziaten zijn. Er zouden vele Afrikanen zijn. Maar 13 van de honderd personen zouden westerlingen zijn. Vrijwel het hele dorp is het eigendom van maar één persoon. Het dorp heeft echter geen bestuur. Groepjes mensen gaan hun eigen gang en leven langs elkaar heen. Er is geen politie en geen vuilophaaldienst. Elke dag wordt wel ergens gevochten. Er zijn enkele slaven, waaronder kinderen. Toch heeft het dorp een wetboek waar Rechten van de Mens formeel voorop staan.

 
Sen’s mondiale ethiek

Deze microwereld is net als de mondiale macrowereld geen gemeenschap. Toch zou dat moeten, en kunnen, om het dorp op orde te krijgen, althans onnodige gevechten te voorkomen en criminaliteit terug te dringen. Als er democratisch wereldburgerschap zou zijn en solidariteit met de andere 99 inwoners zou worden nageleefd, zou er een “global village” van kunnen worden gemaakt, wat nu in feite een vals begrip is.

Het kernprobleem in de wereld“gemeenschap” — die zij niet is — is het machtsmisbruik door een kleine, territoriaal verdeelde bovenlaag die een systeem heeft om de andere bewoners en de aarde te exploiteren. Als alles dat nodig is voor een fatsoenlijk bestaan, in vrijheid ook voor ieder met gelijke kansen ter beschikking zou staan, als er heldere wetten en gelijke rechten zouden zijn die goed zouden worden nageleefd, zouden er slechts sporadisch armoede en vermijdbare ziekten en gebrek voorkomen.

Democratisch burgerschap, waar zorgzaamheid, solidariteit, goed functionerende instellingen en rechtshandhaving door moeten worden onderhouden, ontbreekt in de werkelijke wereld. Weinigen zijn solidair in een wereld waar geleidelijk ieder elkaars leven sterk beïnvloedt door economie, politiek, en communicatie, ook op tienduizenden kilometers afstand.

Sen hangt een mondiale ethiek aan die niet van een godsdienst is af te leiden maar op de filosofie van John Rawls lijkt inzake rechtvaardigheid. (Sen heeft wel kritiek op Rawls, maar het is de vraag of die kritiek wel hout snijdt en Rawls eigenlijk niet voorziet in de tekortkomingen die Sen daarin meende te zien.)

Van de mondiale ethiek die voortvloeit uit de gedachten van Sen en Rawls zijn een aantal praktische richtsnoeren voor bestuurlijk handelen af te leiden:

• Het bestaan van de natuur en de menselijke soort niet in gevaar brengen.
• Geluk bevorderen door oorzaken van ongelukkig-zijn te bestrijden.
• In elementaire dagelijkse levensbehoeften van ieder mens trachten te voorzien.
• De kwalitatieve levensverwachting (vooral functioneel gezonde jaren) verhogen.
• Keuzevrijheid en eigen verantwoordelijkheid bevorderen.
• Rechtvaardige verdeling van inkomen, vermogen en macht in het heden bewerkstelligen.
• Datzelfde in de toekomst “ inter-temporeel”, uit solidariteit met het nageslacht.

Vanuit deze zeven richtsnoeren is er veel aan te merken op het beleid en bestuur van veel landen, partijen, bedrijven en maatschappelijke instellingen. De voorbeelden liggen voor het oprapen: voortgaande hoge uitstoot van broeikasgassen waardoor de klimaatopwarming naar verwachting 3,6 graden Celsius zal worden, stijgende economische ongelijkheid en niet aflatend oorlogsgeweld. In de wereld van nu leven 1,5 miljard mensen onder de armoedegrens, 900 miljoen leiden honger en 600 miljoen leven in oorlogsgebieden. Technisch en economisch zijn honger en veel endemische ziekten op te heffen. Beleidsmatig zijn veel oorlogen te voorkomen. Door concentratie op andere energie dan fossiele brandstoffen en door zuinig energiegebruik is de opwarming fors af te remmen. Maar de feitelijke beleidsdaden blijven schromelijk achter bij de wetenschappelijk bewezen mogelijkheden.

 
Mondiale vraagstukken en de Sen Stichting in Nederland

Er is natuurlijk veel meer te zeggen over de filosofie van Sen en de ethische, economische en politieke gevolgtrekkingen. Dit artikel gaf slechts een korte en persoonlijke interpretatie die heeft geleid tot de oprichting van de Sen Stichting in 2009 als focus voor jonge onderzoekers die vrijwillig bijdragen aan de toepassing van zijn gedachten in de praktijk, vooral door vernieuwend onderzoek en onderwijs in internationale samenwerking. De stichting werd opgericht naar aanleiding van een bezoek van Amartya Sen waarbij hij een boeiende rede hield in het Paleis op de Dam, in aanwezigheid van (toen nog) Koningin Beatrix en Kroonprins Willem-Alexander.

De eerste activiteit van de Sen Stichting (die particulier wordt gefinancierd) was het publiceren van een boek over de lange-termijn tendensen in het wereldbestel die elkaar verergeren: armoede van ruim een miljard mensen, verrijking van de politieke en financiële toplaag, hoge uitstoot van broeikasgassen, groei van de wapenuitgaven en verspreiding van politiek geweld in vele vormen, sterk krimpende biodiversiteit, zwak of kwaadaardig bestuur in veel landen, zwakke internationale organisaties die verdragen niet uitvoeren, aanhoudende bevolkingsgroei in de zwakste staten met de laagste verzorgingsniveaus, en toenemende vervuiling door industrie en moderne landbouw. In dit boek, “Negen Plagen Tegelijk: Hoe Overleven we de Toekomst” (Sen Stichting), uitgegeven door Contact in 2011, is vanuit de voorgaande optiek aangegeven welke tendensen in het internationale bestel de toekomst sterk bedreigen en wat daar tegen is te ondernemen. Er wordt thans door de Sen Stichting aan een vervolg gewerkt met diverse vrijwilligers en studenten die nieuwe oplossingen, of al bekende maar niet goed toegepaste oude beleidsmaatregelen analyseren om de gesignaleerde vraagstukken veel doeltreffender aan te pakken dan in het verleden is gedaan. Beter energiebeleid, duurzame landbouw, geboorteplanning, hervorming van internationale organisaties, conflictpreventie, grotere doeltreffendheid van democratische besluitvorming en diverse andere mogelijkheden komen aan bod. Oogmerk van dit nieuwe boek, “Honderd Kansen om Mondiale Vraagstukken op te Lossen”, dat eind 2014 zal verschijnen, is bij te dragen aan beter beleid en bestuur, gericht op grotere kansen op een goed bestaan, vooral van de meest machteloze mensen.

Joris Voorhoeve
Director of Studies, Sen Foundation

De schrijver (1945) is Voorzitter van de Raad van Toezicht van Oxfam International, Co-voorzitter van het Global Partnership for the Prevention of Armed Conflict GPPAC en hoogleraar Internationale Organisaties te Leiden en Den Haag.